In de
zeventiende en achttiende eeuw waren toneelopvoeringen in het
theater of op straat nog iets bijzonders. De programmering van een
nieuw toneelstuk was het gesprek van de dag. Theaterinvesteerders
probeerden toneelopvoeringen met special effects, komische
intermezzo’s, muziek en dans voor zoveel mogelijk mensen
aantrekkelijk te maken. Theater was daarom het ideale medium om
zaken onder de aandacht van het publiek te brengen. Bestuurders en
diplomaten gebruikten het toneel geregeld om hun politieke boodschap
over te brengen en de publieke opinie te beďnvloeden.
Niet
iedereen was zo gelukkig met een theater in de stad. De grootste
tegenstanders van het toneel waren de predikanten. Zij zagen
toneelbezoek veelal als een gevaarlijk en zondig tijdverdrijf. In
autonome steden als Amsterdam en Hamburg kregen predikanten de
ruimte om zich met het theater te bemoeien, met een fel toneeldebat
tussen voor- en tegenstanders van het publiek vermaak als gevolg.
Achter de schermen van het stadstoneel onderwerpt het Amsterdamse en
Hamburgse baroktheater voor het eerst aan een internationale
vergelijking, waarbij dit debat in al zijn hevigheid en controverse
voor het voetlicht wordt gebracht. De lezer krijgt zo een
fascinerend beeld van het dynamische en veelkleurige
maatschappelijke leven in deze twee ‘vrije steden’.
|